Naar zee
De wind, de wind, de wind, ….hij gaat tekeer.
Hij slaat, hij slaat, hij slaat…. de golven neer.
En ’t schip op haar weg naar de eindloze verte
Ze koerst langs haar weg om de noord.
Ze klieft door de golven, een rif in de zeilen,
met specerijen aan boord.
De zee, de zee, de zee,…. de branding op.
Hij bruist, hij stampt, dus gauw, …. de ballast droog.
Het schip wendt de steven, de boots geeft het teken
en brult van de brug door de wind.
De zeilen ze bollen, de spanten ze kraken.
De zee is het schip goed gezind.
Hou koers, hou koers, hou koers….Zeil aan de wind
Opdat, opdat het schip…. de haven vindt.
We reven de zeilen, de mannen die klimmen
als apen omhoog in het want.
De stuur staat te turen en brult naar het voorschip:
“Voorwaar, voorwaar, ik zie land”.
Naar huis, naar huis, naar huis,….een veilig oord.
Meer aan, meer aan, meer aan….de havenpoort.
En we gaan naar de kroegen, de waard vult de glazen,
vol blond en wit schuimend bier.
En lonkende vrouwen, ze geven ons warmte,
voordat we weer weggaan van hier……………Naar zee.